Ze spreken vrijwel nooit Frans.
ze zien
De uilen jagen ’s nachts.
Ze stoppen daar allebei.
Uilen jagen vooral ’s nachts.
Yanni kan stoppen wanneer hij wil.
Dan mag je ook geen mening hebben, als verstandige lieden met elkaar spreken.
Paarden rennen.
We zien hem hier amper.
Paarden rennen snel.
Schapen grazen op de heide.
Sommige mannen dragen sieraden.
De bomen bieden beschutting tegen de zon.
Veel kinderen dragen een spijkerbroek.
De pleegouders bieden een veilige thuisomgeving.