Ik heb een onderkin.
Ik heb een paraplu nodig.
Ik wil een advocaat spreken.
Sami moet de badkamer gebruiken.
Kan Tom zijn naam schrijven?
Ik kan mijn paraplu niet vinden.
Ik begrijp deze nieuwe regels niet.
Ik weet dat Tom zal proberen om dat te doen.
Ik kan een goede advocaat aanbevelen.
Ik weet nog steeds niet hoe dat is gebeurd.
Tom moet Mary vertellen wat er gebeurd is.
Ik ben op zoek naar een kamer met twee bedden.
Ik ben er vrij zeker van dat dit de paraplu van Tom is.
Je kan hem vertrouwen dat hij zijn woord zal houden.
wachtzaal
Ik ben klaar.
Ik ben gewond.
Ik hou van rijst.
bestelwagens
betaalbewijs