Verbs (Present tense, 1st person singular) 5 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I’ll assist you.	Ik help je.
	Someone help me.	Iemand, help me even.
	Please help me!	Help me alstublieft!
	I’m expecting him.	Ik verwacht hem.
	Are you expecting anybody?	Verwacht je iemand?
	She is expecting a child.	Ze verwacht een kind.
	thank you	dank u wel
	I bring	ik breng
	Do you like fish?	Hou je van vis?
	Hand it over.	Breng het mij.
	Yes, I understand you.	Ja, ik versta je.
	Stay right there.	Blijf daar staan.
	Do you like beef?	Hou je van rundsvlees?
	What don’t I understand?	Wat versta ik niet?
	Do you like pork?	Hou je van varkensvlees?
	What kind of music do you like?	Van welke muziek hou je?
	Are you expecting any visitors?	Verwacht je bezoek?
	No, I don’t understand you.	Nee, ik versta je niet.
	Today I’m staying at home.	Ik blijf vandaag thuis.
	Help Mary take her coat off.	Help Maria om haar jas uit te doen.