We maken soms fouten.
De uilen jagen ’s nachts.
Uilen jagen vooral ’s nachts.
Laten we de les overslaan.
We gaan veel plezier beleven.
Wanneer gaan we naar het strand?
We zullen contact met hem opnemen.
nu, daar zullen we wel gauw achter komen
Slakken eten graag groene bladeren.
We moeten een ruimte voor ons feest huren.
Laten we een betere manier verzinnen om dit te doen.
Laten we boodschappen doen.
Dan mag je ook geen mening hebben, als verstandige lieden met elkaar spreken.
Ouders moeten voor thuisonderwijs voor hun kinderen kunnen kiezen, in ieder land.
Een welopgevoed eendje zet zijn poten buitenwaarts, evenals vader en moeder doen.
Kinderen moeten altijd onder toezicht zijn bij het zwembad om verdrinking te voorkomen.
Paarden rennen.
Wij gaan ook wenen.
We gaan skiën morgen.
We zien hem hier amper.