Understand spoken Dutch

Verbs (Present tense, 1st person plural) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
We sometimes make mistakes.

We maken soms fouten.

Owls hunt at night.

De uilen jagen ’s nachts.

Owls hunt mainly at night.

Uilen jagen vooral ’s nachts.

Let’s skip class.

Laten we de les overslaan.

We’re going to have a lot of fun.

We gaan veel plezier beleven.

When are we going to the beach?

Wanneer gaan we naar het strand?

We’ll contact him.

We zullen contact met hem opnemen.

well, we will find out soon

nu, daar zullen we wel gauw achter komen

Snails enjoy eating green leaves.

Slakken eten graag groene bladeren.

We need to rent a room for our party.

We moeten een ruimte voor ons feest huren.

Let’s figure out a better way to do this.

Laten we een betere manier verzinnen om dit te doen.

Let’s go grocery shopping.

Laten we boodschappen doen.

Then you have no right to express an opinion when sensible people are speaking.

Dan mag je ook geen mening hebben, als verstandige lieden met elkaar spreken.

Parents should be able to choose home education for their children in every country.

Ouders moeten voor thuisonderwijs voor hun kinderen kunnen kiezen, in ieder land.

A well-mannered duckling puts its feet outwards, just like its mother and father do.

Een welopgevoed eendje zet zijn poten buitenwaarts, evenals vader en moeder doen.

Children should always be supervised at the pool to prevent drowning.

Kinderen moeten altijd onder toezicht zijn bij het zwembad om verdrinking te voorkomen.

Horses run.

Paarden rennen.

We are also going to cry.

Wij gaan ook wenen.

We’re going skiing tomorrow.

We gaan skiën morgen.

We hardly see him around here.

We zien hem hier amper.