Verbs (infinitives) 45 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to pay separately	apart afrekenen
	we regret	wij betreuren
	to have a cold	verkouden zijn
	to dress (oneself)	zich aankleden
	It can be rebuilt.	Men kan het herbouwen.
	we will recapture it	we zullen die heroveren
	The jury will judge fairly.	De jury zal eerlijk vonnissen.
	We need to secure the gangplank firmly.	We moeten de valreep stevig vastmaken.
	The minister had to endure a barrage of questions from the press.	De minister moest een spervuur van vragen van de pers ondergaan.
	The first exit polls last night did fear the worst.	De eerste exitpolls gisteravond deden het ergste vermoeden.