Wat moet ik ze vertellen?
verliefd zijn op
We verkopen vers vlees.
Was er iemand gewond?
We waren verliefd.
Ik heb wraak genomen.
We hebben vijf katten.
Deze laptop is van mij.
Straks is onze zus bij ons.
Tom woont in dit gebied.
Ik ga Tom straks bellen.
Je begrijpt dat toch?
Tom woont vlak naast ons.
De kip kwam overeind.
Ik zou dankbaar zijn.
Wie moeten we geloven?
Niemand raakte gewond.
Ik dacht niet helder na.
Yanni was erg dronken.
Ik heb ontslag genomen.