te voorschijn
te verdrinken
te vertrekken
Ik ben gescheiden.
Ik zal het overwegen.
aan het verdrinken
We houden van elkaar.
Ze is vorig jaar gescheiden.
te onderscheiden
Ga je morgen vertrekken?
Kinderen houden van ijs.
Tom gaat zijn huis verliezen.
Zijn haar ouders gescheiden?
Yanni heeft geen tijd te verliezen.
Ik wil mijn klanten niet verliezen.
We overwegen nieuwe meubels te kopen.
Ik voelde me naar de afgrond getrokken.
Een dwaas en zijn geld worden snel gescheiden.
Door een storm is het vliegtuig niet kunnen vertrekken.
Zij had prachtige foto’s getrokken van de dieren in de dierentuin.