te bellen
televisie kijken
koffiedik kijken
Wat is er gebeurd?
Hoe is dat gebeurd?
Ik heb wraak genomen.
Ik ga Tom straks bellen.
Ik heb ontslag genomen.
Ze kwamen niet opdagen.
Ik had niet moeten bellen.
met de deur in huis vallen
Ik verloor het bewustzijn.
Is dat wat er met Tom is gebeurd?
Moet je de politie niet bellen?
Niemand anders kwam opdagen.
Aan wie heb je het boek gegeven?
Hij kwam een uur later opdagen.
Schrijf alstublieft je naam in dit boek.
Ik weet nog steeds niet hoe dat is gebeurd.
Tom moet Mary vertellen wat er gebeurd is.