de haltes
tramhaltes
de rijtuigen
de aanhangwagen
Ze stoppen daar allebei.
Yanni kan stoppen wanneer hij wil.
Achter die groene auto hangt er een rode aanhangwagen.
de metro
de tandem
de bussen
de oplegger
Waar is de metro?
de bromfiets
Die bromfiets is niet van mij.