Deze zijn van Tom.
Deze kinderen zijn ook van Tom.
deze avond
Waar gaat deze bus heen?
Van wie is deze fiets?
Waar gaat deze trein heen?
Hoe zal ik met deze pijn kunnen leven?
deze keer
Ik wil een van deze kopen.
deze week
Ik ben niet verantwoordelijk voor deze fout.
We kunnen veel sterren zien deze nacht.
deze maand
deze morgen
Wanneer komt deze bus aan in Brussel?
Wanneer komt deze trein aan in Brussel?
deze middag
Wat zit er in deze doos?
Wat doet deze machine?
Deze zin is goed.