"this" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	this project	dit project
	Is all of this money yours?	Is al dit geld van jou?
	this new policy	dit nieuw beleid
	How tall is this building?	Hoe hoog is dit gebouw?
	This isn’t a hat.	Dit is geen hoed.
	She lives in this village.	Ze woont in dit dorp.
	This is a valid point.	Dit is een terecht punt.
	Tom bought this book for me.	Tom kocht dit boek voor ons.
	this village, I still know how it was	dit dorp, ik weet nog hoe het was
	Why did Tom buy this?	Waarom heeft Tom dit gekocht?
	I bought this book three days ago.	Ik kocht dit boek drie dagen geleden.
	Do you know why Tom bought this?	Weet je waarom Tom dit gekocht heeft?
	I’m guessing you didn’t buy this yourself.	Ik denk dat jij dit niet zelf hebt gekocht.
	I made a lot of new friends this year.	Ik heb dit jaar veel nieuwe vrienden gemaakt.
	I wish everyone knew this.	Ik wou dat iedereen dit wist.
	What country is Tom in right now?	In welk land is Tom op dit moment?
	This is my wife.	Dit is mijn vrouw.
	Will you use this?	Ga jij dit gebruiken?
	I hope that this will help us.	Ik hoop dat dit ons zal helpen.
	Who ordered this?	Wie heeft dit besteld?