denk
Ik denk het.
“Denk je, dat dit de hele wereld is?” zei de moeder.
Wat denk je van dit boek?
Ik denk dat Tom in zijn tuin is.
Ik denk dat je oud genoeg bent.
Ik denk dat dit mijn fiets is.
Ik denk dat dat heel belangrijk is.
Ik denk dat ik Tom kan vinden.
Ik denk dat het waar is wat je zegt.
Ik denk niet dat Tom ooit iets zoals dat zou zeggen.
Ik denk niet dat je moeder hem leuk vindt.
Ik denk dat jij dit niet zelf hebt gekocht.
Ik denk niet dat iemand dit boek een tweede keer zou willen lezen.
ik denk niet dat het toeval was
Ik denk niet dat dat een verstandige beslissing was.
Ik denk een kwartier.
Ik denk niet dat het een goede investering is.
Ik denk dat ik een baby hoor wenen.
Ik denk dat we enkele limieten moeten stellen.