dat
zodat
Dat was al daar.
Dat was mijn werk.
“Denk je, dat dit de hele wereld is?” zei de moeder.
Ik dacht dat je dat wist.
Ik wist wel dat je zou komen.
Ik denk dat Tom in zijn tuin is.
Maar dat doet er niet toe!
Dat is mijn hond.
Wie heeft dat gedaan?
Ik heb dat niet gedaan.
Waarom heeft Yanni dat gedaan?
Dat boek is oud.
Hoe doe je dat met je hand?
Ik dacht dat je om Tom gaf.
Dat is wel genoeg.
Ik denk dat je oud genoeg bent.
Dat zou je moeten weten.
Dat is niet moeilijk.