Yanni is hier met Skura.
Yanni gaf Skura zijn telefoon.
Yanni zag Skura met haar moeder.
Yanni en Skura waren gelukkig samen.
Yanni heeft Skura alles verteld.
Yanni kocht Skura een ring.
Yanni stierf in de armen van Skura.
Yanni beschermde Skura.
Yanni hoorde Skura schreeuwen.
Yanni probeerde Skura te overtuigen dat ze hulp nodig had.