Understand spoken Dutch

Prepositions Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
John works in the furniture factory.

Jan werkt in de meubelfabriek.

Tom can make me feel better after a bad day.

Tom kan me beter doen voelen na een slechte dag.

Tom and Mary live on the same floor.

Tom en Mary wonen op dezelfde verdieping.

I know that they serve God with great devotion.

Ik weet dat zij met veel toewijding God dienen.

Here an old woman lived with her cat and her chicken.

Hier woonde een oude vrouw met haar kater en haar kip.

The violin is a string instrument with four strings.

De viool is een snaarinstrument met vier snaren.

What does John do in the furniture factory?

Wat doet Jan in de meubelfabriek?

We have lunch at around three o’clock in the afternoon.

Omstreeks drie uur in de middag gaan we lunchen.

We don’t need any more problems.

We hebben geen behoefte aan nog meer problemen.

and then twenty more feather-down quilts on the mattresses

en toen nog twintig donzen bedden op de matrassen

Do you shave with shaving cream or soap?

Scheer je met scheerschuim of zeep?

Is there an ATM around here?

Is er een geldautomaat in de buurt?

On Saturday evening he goes to his favorite pub.

Op zaterdagavond gaat hij naar zijn favoriete kroeg.

We shouldn’t make fun of him so often.

We zouden niet zo vaak de draak met hem moeten steken.

I try to swim a kilometer a day.

Ik doe mijn best een kilometer per dag te zwemmen.

Tom isn’t like other boys his age.

Tom is niet zoals andere jongens van zijn leeftijd.

Can you recommend a restaurant with a good view?

Kun je een restaurant aanbevelen met een goed uitzicht?

The redevelopment of the park will take several months.

De heraanleg van het park zal enkele maanden duren.

the children tumbled over each other, in order to catch the duckling

de kinderen liepen elkaar omver, om het eendje te pakken

in the presence of the other pupils and teachers

in aanwezigheid van de overige leerlingen en leraren