In een hoek, die gevormd werd door twee huizen, waarvan het ene een weinig meer dan het andere vooruitsprong, zette zij zich op haar hurken neer.
een kei
een tor
het gas
een hak
een por
de beul
de kade
de maïs
de boon
de kers
de flat
de lamp
de kruk
de teil
de krat
de look
de zalf
de duif
de grot