Wanneer gaan we naar het strand?
Hij begon een tulband te dragen.
Deze wolk heeft de vorm van een vis.
Tom is geen sigaar aan het roken.
VS
Ik heb eigenlijk geen pistool.
het beste geneesmiddel
Ben je al gewend aan Japans eten?
de scheldtirade
Ik had Tom moeten aankunnen.
uitzonderingsbrief
in een handomdraai
De valreep was glad door de regen.
Tom is de zoon van een priester.
een strand van stenen en kiezels
Hij is over een steen gestruikeld.
een echte strikvraag
de lei is schoon maar valt uit elkaar
«Dat is een goede vangst!» zeide zij.
Ik ben louter naar de zee geweest.