het ei
het geld
dit geld
zichzelf
de vader
Vaderdag
Ik heb geen geld.
Ik heb geld nodig.
Waar is zijn vader?
Tom was mijn vader.
Ik ben terug thuis.
de zitkamer
Er is niemand thuis.
Ik heb wat geld nodig.
Hij is alleen thuis.
Laat mij het ei eens zien!
Yanni heeft geen geld.
Ze kwam om het zelf te doen.
Hoe gaat het met je vader?
Yanni kwam thuis van zijn werk.