Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Online Lessons
Parts of speech Dutch Courses
Nouns Courses
Nouns 170 Course
Nouns 170 Examples Lesson
Nouns 170 Examples Dutch lesson
Primary tabs
Summary
Quiz
Content
Secondary tabs
All
Words
Phrases
Recording
English
Dutch
Status
the application
de toepassing
the liar
de treuzelaar
the parenting
het ouderschap
the taxes
de belastingen
two meals
twee maaltijden
the appartment
het appartement
It’s a classroom.
Het is een klaslokaal.
to pay taxes
belastingen betalen
parental leave
ouderschapsverlof
apartment building
appartementsgebouw
He walks to the classroom.
Hij loopt naar het klaslokaal.
a liar that is right, that’s true
een treuzelaar dat klopt, dat is waar
This rule does not apply.
Deze regel is niet van toepassing.
An expert is speaking.
Er is een deskundige aan het woord.
How many meals a day do you eat?
Hoeveel maaltijden per dag eet jij?
This applies to many people.
Dit is van toepassing op veel mensen.
Math is a piece of cake for her.
Wiskunde is voor haar een peulenschil.
Learning this language is a piece of cake.
Het leren van deze taal is een peulenschil.
How many students are there in the classroom?
Hoeveel leerlingen zitten er in het klaslokaal?
I only want to live in an apartment if it has a balcony.
Ik wil enkel in een appartement wonen als het een balkon heeft.
Pagination
Current page
1
Page
2
Next page
Next ›
Last page
Last »