de nachten
de slakken
de pastoor
de ontucht
de kastjes
de voetjes
de trompet
het stompje
het knipsel
bagagekastjes
Ik speel trompet.
Ik blijf vier nachten.
Wat wil je doen op maandag?
Slakken eten graag groene bladeren.
De trompet is een muziekinstrument.
Op maandag begint mijn les om 8:00 uur.
Haar voetjes had zij naar zich toe getrokken