de zolder
de leugen
de rupsen
de snaren
het gewaad
het betoog
het omslag
snarenspel
een nieuw gewaad
een zwart gewaad
zijn oude gewaad
onder geen beding
Onze botten zijn wit.
Ik vind de winkel niet leuk.
Haar betoog was helder en krachtig.
Het betoog van de advocaat was sterk.
Mijn moeder kwam terug van de winkel.
De rupsen eten graag groene bladeren.
Nee, maar we hebben wel een grote zolder.
De omslag van het boek trok mijn aandacht.