Miscellaneous 56 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the murder	de moord
	the blaze	de brand
	the boxes	de dozen
	forest fire	bosbrand
	a fire	een brand
	the image	het beeld
	the ship	het schip
	young man	jongeman
	ruin; kill (2nd person singular)	om zeep helpt
	lunch boxes	brooddozen
	for example	bijvoorbeeld
	spotlessly clean	brandschoon
	Tom helps Mary.	Tom helpt Maria.
	a new ship	een nieuw schip
	the picture on the wall	het beeld op de muur
	The car was on fire.	De auto stond in brand.
	What’s in these boxes?	Wat zit er in deze dozen?
	The building is on fire.	Het gebouw staat in brand.
	Tom never helps in the kitchen.	Tom helpt nooit in de keuken.
	Tom doesn’t want Mary to help him.	Tom wil niet dat Mary hem helpt.