Ik heb het op school geleerd.
Waarom heeft Tom dit gekocht?
Ik vraag me af wie er gaat winnen.
Wat heeft ze in de winkel gekocht?
Ik weet zeker dat we zullen winnen.
Ze heeft het geleerd van haar ouders.
Weet je waarom Tom dit gekocht heeft?
Niemand heeft me ooit zoiets geleerd.
Ik denk dat jij dit niet zelf hebt gekocht.
Tom en Mary hebben een oude boerderij gekocht.
Vandaag heb ik iets geleerd over het thuisonderwijs in Nederland.