het geld
dit geld
te laten
ik moest
jij moest
hij moest
Ik heb geen geld.
Ik heb geld nodig.
Ik heb wat geld nodig.
een heel groot hoofd
Yanni heeft geen geld.
Yanni wist wat hij moest doen.
Tom zal me dat nooit laten doen.
Tom zou me dat nooit laten doen.
Wie ben je?
goed af zijn
Dan maakt het niet uit.
Daar kwam het weer bij.
Welke bus moet ik dan hebben?
En zo waren zij er dan zo goed als thuis.