ik wist
Ik dacht dat je dat wist.
Ik wist wel dat je zou komen.
Yanni wist wat hij moest doen.
Ze wist niet wat ze hier zou kunnen doen.
het wist zelf niet, hoe het zich zou houden
Ik wist niet dat Tom geen Frans kon spreken.
Ik wou dat iedereen dit wist.
Ik wist niet dat Mary jouw vrouw was.
Ik wist niet dat Tom jouw zoon was.
Ik wist niet dat Mary jouw dochter was.
ik was een kind en wist niet beter dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
Wist je niet dat Tom getrouwd was?
Yanni wist dat zijn familie arm was.
Het arme eendje wist niet, hoe het zich zou wenden of keren
Ik wist niet dat je zo goed kon koken.
Ik wist dat je het ging verprutsen.
Ik wist niet dat Mary jouw kleindochter was.
Het arme beest wist niet, hoe die vogels heetten, ook niet, waar zij naar toe vlogen
en voordat het beest het recht wist, bevond het zich in een grote tuin, waarin de vlierbomen geurden en hun lange, groene takken tot in het water neerbogen