House 6 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Where’s the mirror?	Waar is de spiegel?
	the black mirror	de zwarte spiegel
	I clean the kitchen.	Ik poets de keuken.
	I want to rent a car.	Ik wil een auto huren.
	the appartment	het appartement
	Defog the mirror.	Ontwasem de spiegel.
	property tax	onroerende voorheffing
	apartment building	appartementsgebouw
	I clean the kitchen almost every day.	Ik poets de keuken bijna elke dag.
	Shine your shoes before going out.	Poets je schoenen vooraleer weg te gaan.
	We need to rent a room for our party.	We moeten een ruimte voor ons feest huren.
	For this property, you have to pay a property tax.	Voor dit eigendom moet u onroerende voorheffing betalen.
	I only want to live in an apartment if it has a balcony.	Ik wil enkel in een appartement wonen als het een balkon heeft.
	the closet	de kast
	go ahead	ga je gang
	bookcase	boekenkast
	She’s our neighbor.	Ze is onze buur.
	He’s our neighbor.	Hij is onze buur.
	The door to the hall stood wide open.	De deur naar de hal stond wijd open.