Understand spoken Dutch

"garden" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
garden tuin
the garden de tuin
I think Tom is in his garden. Ik denk dat Tom in zijn tuin is.
zoo dierentuin
What a beautiful garden. Wat een prachtige tuin.
garden path tuinpad
A stray cat came into our garden. Een zwerfkat kwam naar onze tuin.
There are many different types of flowers in the garden. Er zijn allerlei soorten bloemen in de tuin.
The grass in the garden is green. Het gras in de tuin is groen.
We found a turtle in the garden. We vonden een schildpad in de tuin.
Some children ran into the garden Enige kinderen kwamen de tuin inlopen
kitchen garden; allotment moestuin
He dug a hole in the garden. Hij groef een gat in de tuin.
There is a palm tree in the garden. Er staat een palmboom in de tuin.
some children came running into the garden eenige kinderen kwamen de tuin inlopen
In the garden, I walked around, humming with pure joy. In de tuin liep ik rond, neuriënd van pure blijdschap.
“It stretches far beyond the other side of the trees, until the pastor’s garden; but I have never been there.” “Die strekt zich nog ver aan de andere kant van het geboomte uit, tot aan de tuin van de pastoor; maar daar ben ik nog nooit geweest.”
and before he well knew how it had happened, he found himself in a large garden, in which fragrant elders bent their long green branches down to the water en voordat het beest het recht wist, bevond het zich in een grote tuin, waarin de vlierbomen geurden en hun lange, groene takken tot in het water neerbogen
Anne is sitting in the garden reading a book. An zit in de tuin een boek te lezen.
The eye-catcher in the garden is the fountain. De blikvanger in de tuin is de fontein.