Food 8 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the fodder; the cattle feed	het veevoeder
	the pudding; porridge	de pap
	the ham	de ham
	the pear	de peer
	the onions (short form)	de uien
	the salmon	de zalm
	the dough	het deeg
	the butter	de boter
	onion soup	uien soep
	porridge	havermoutpap
	the whole dough	het hele deeg
	We ate apples.	We aten appels.
	May I have some butter?	Mag ik wat boter?
	That pear is green.	Die peer is groen.
	I want a dish with ham.	Ik wil een gerecht met ham.