de papegaai
de neushoorn
een wildebeest
de struisvogel
De wolf en de drie biggetjes
Mama, kunnen olifanten vliegen?
Ik hoor dat Tom insecten eet.
Er zit een kakkerlak in de badkamer.
zijn paarden zijn sneller dan adelaars
Een eekhoorntje verstopte zich tussen de takken.