één
honderdeen
tweehonderdeen
Ze hebben er al een.
eenentwintig
eenendertig
eenenveertig
half één
eenenvijftig
eenentachtig
eenenzestig
eenenzeventig
Een tafel voor één, alstublieft.
eenennegentig
eenpersoonskamer
één jaar later
Ik heb één van mijn schoenen onder mijn bed gevonden, maar de andere kan ik niet vinden.
één komma vijf
We moeten maar één ding meer doen.
vijf plus één