"white (inflected form)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	white wine	witte wijn
	snow white	sneeuwwitte
	May I have a bottle of white wine?	Mag ik een fles witte wijn?
	a white raven	een witte raaf
	a white head of foam	een witte schuimkraag
	Tom drank a glass of white wine, and so did Mary.	Tom dronk een glas witte wijn, net als Mary.
	And from the trees appeared suddenly three beautiful white swans.	En uit het geboomte kwamen eensklaps drie prachtige witte zwanen te voorschijn
	the white canopy	de witte luifel
	a white chicken with black speckles on her feathers	een witte kip met zwarte spikkels op haar veren