de zonneschijn
het strenge toezicht
de sneeuwvlokken
de mist
de buien
de orkaan
een orkaan
Het vriest.
Het vriest hier.
Het meer leek wel kil.
daar drong de zonneschijn in het huisje door
Ik wens je wat warmte in kil-grijze dagen.
maar nu werd zij nog kouder, en naar huis durfde zij niet
De storm gierde zo verschrikkelijk om het eendje heen, dat het moest gaan zitten, om niet omver te waaien.