O, hier was het zo schoon, zo heerlijk.
Ik wist niet dat Tom jouw zoon was.
Ik wist niet dat Mary jouw dochter was.
Tom zijn huis was gemakkelijk te vinden.
haar grootmoeder was vroeger nooit zo mooi, zo groot geweest
ik was een kind en wist niet beter dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
Het was leuk in Boston.
Yanni was vriendelijk.
De volgende dag was het mooi, heerlijk weer; de zon scheen op alle groene bladeren.
Yanni was niet blij.
Het was lente geworden.
Het was koud, snerpend koud.
Ik ben blij dat je er niet was.
Het was heerlijk buiten op het land.
Ik voelde me veilig wanneer hij bij me was.
Ik was de ramen nooit.
Was er iemand gewond?
Yanni was erg dronken.
Het was het enige ding dat ik kon doen.
Het was een prinses, die buiten voor de poort stond.