Verbs (simple past) 9 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Tom and I laughed.	Tom en ik lachten.
	What time did she leave?	Hoe laat vertrok ze?
	She looked at me in surprise.	Ze keek me verbaasd aan.
	Did you enjoy your meal?	Heeft u genoten van uw maaltijd?
	Yanni left work immediately.	Yanni vertrok meteen op het werk.
	He grumbled about the cold weather.	Hij mopperde over het koude weer.
	Yes, I did enjoy my meal.	Ja, ik heb genoten van mijn maaltijd.
	And the other children rejoiced with him	En de andere kinderen jubelden mee
	His achievements were recognized.	Zijn prestaties genoten erkenning.
	She kept the letters for years.	Zij bewaarde de brieven jarenlang.
	They threw bread and barley into the water.	Ze gooiden brood en gerst in het water.
	She complained because the food was cold.	Zij mopperde omdat het eten koud was.
	She looked at me with a confused expression.	Ze keek me met een verwarde blik aan.
	The student left without saying anything.	De student vertrok zonder iets te zeggen.
	That accident happened near his house.	Dat ongeluk gebeurde vlak bij zijn huis.
	A large truck obstructed the view.	Een grote vrachtwagen versperde het zicht.
	I kept the wrapper from my favorite chocolate bar.	Ik bewaarde de wikkel van mijn favoriete chocoladereep.