Verbs (simple past) 9 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	She smiled.	Ze glimlachte.
	Everyone smiled.	Iedereen glimlachte.
	Even Tom smiled.	Zelfs Tom glimlachte.
	He grumbled about the cold weather.	Hij mopperde over het koude weer.
	And the other children rejoiced with him	En de andere kinderen jubelden mee
	She kept the letters for years.	Zij bewaarde de brieven jarenlang.
	She complained because the food was cold.	Zij mopperde omdat het eten koud was.
	That accident happened near his house.	Dat ongeluk gebeurde vlak bij zijn huis.
	The old man shuffled slowly through the hallway.	De oude man schuifelde langzaam door de gang.
	A large truck obstructed the view.	Een grote vrachtwagen versperde het zicht.
	I kept the wrapper from my favorite chocolate bar.	Ik bewaarde de wikkel van mijn favoriete chocoladereep.
	The siege by the enemy caused famine.	De belegering door de vijand veroorzaakte hongersnood.
	The teacher grumbled at the lazy students.	De leraar mopperde op de luie studenten.