Verbs (simple past) 17 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	The smell of manure filled the air.	De geur van mest vulde de lucht.
	Nobody moved.	Niemand bewoog.
	He cut open his skin.	Hij sneed zijn huid open.
	He looked depressed.	Hij oogde neerslachtig.
	Tom chopped down the branch with an ax.	Tom hakte de tak met een bijl af.
	He cut off a branch from the tree.	Hij knipte een tak van de boom.
	The police caught the thief by the collar.	De politie vatte de dief bij de kraag.
	He sawed logs for the fireplace.	Hij zaagde houtblokken voor de open haard.
	The child filled her pockets with pebbles from the shore.	Het kind vulde haar zakken met kiezels van de kust.