Iedereen liegt.
hij studeert
Yanni liegt tegen mij.
Yanni denkt altijd groot.
Zij studeert wiskunde.
Hij studeert wiskunde.
De maan schijnt ’s nachts.
Achter de wolken schijnt de zon.
Hij verrast mij telkens weer.
Deze winkel verkoopt groenten.
Hij verkoopt allerlei producten.
Geloof haar niet, want ze liegt altijd.
Laat ons alstublieft weten wat je denkt.
De buit was zo groot dat ze verrast waren.
Er is maar één winkel die dit boek verkoopt.
Het schijnt dat we een mol in ons midden hebben.
Ik ben enigszins verrast door het nieuws dat hij vertrekt.
last hebben van
de dorpsjeugd klit wat bij elkaar