Verbs (Present tense, 3rd person singular) 7 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	he is approaching	hij nadert
	Winter is approaching.	De winter nadert.
	Christmas is approaching.	Kerstmis nadert.
	You sing beautifully.	Je zingt prachtig.
	There’s a car approaching.	Er nadert een auto.
	I’m expecting him.	Ik verwacht hem.
	Are you expecting anybody?	Verwacht je iemand?
	She is expecting a child.	Ze verwacht een kind.
	That doesn’t change a thing.	Dat verandert niets.
	What does that word mean?	Wat betekent dat woord?
	Water changes into steam.	Water verandert in stoom.
	There’s no need to pretend anymore.	Je hoeft niet meer alsof te doen.
	Love changes almost everything.	Liefde verandert bijna alles.
	Heat turns water into steam.	De warmte verandert water in stoom.
	The deadline is approaching.	De sluitingsdatum nadert.
	My boss says that you sing very well.	Mijn baas zegt dat jij heel goed zingt.
	My family arrive at three o’clock.	Mijn familie arriveert om drie uur.
	My family arrives at four o’clock.	Mijn familie arriveert om vier uur.
	You don’t have to worry about a thing like that.	Je hoeft je niet over zoiets zorgen te maken.
	My family arrives at half past three.	Mijn familie arriveert om half vier.