Verbs (Present tense, 3rd person singular) 25 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	you determine	je bepaalt
	The horse is jumping.	Het paard springt.
	He’s acting out of spite.	Hij handelt uit rancune.
	Do not give alms to impoverishment.	Aalmoezen geven verarmt niet.
	I want to talk to you before you leave.	Ik wil u spreken voordat u weggaat.
	The bunker is located next to the green.	De bunker bevindt zich naast de green.
	Although it rained, we went outside.	Hoewel het regende, gingen we naar buiten.
	Every time he comes here, he orders the same dish.	Telkens als hij hier komt, bestelt hij hetzelfde gerecht.
	A typical Greek pays only seven times a year with his bank card at the shop.	Een doorsnee Griek betaalt slechts zeven maal per jaar met zijn bankkaart in de winkel.