Verbs (Present tense, 3rd person singular) 24 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	He leaves the house.	Hij verlaat het huis.
	you determine	je bepaalt
	He’s acting out of spite.	Hij handelt uit rancune.
	Do not give alms to impoverishment.	Aalmoezen geven verarmt niet.
	I want to talk to you before you leave.	Ik wil u spreken voordat u weggaat.
	Although it rained, we went outside.	Hoewel het regende, gingen we naar buiten.
	When a fool is silent, he may be considered wise.	Als de dwaas zwijgt, kan men hem voor wijs houden.
	A typical Greek pays only seven times a year with his bank card at the shop.	Een doorsnee Griek betaalt slechts zeven maal per jaar met zijn bankkaart in de winkel.
	In the capital Beijing the people groan almost daily under high concentrations of fine dust.	In de hoofdstad Peking kreunt de bevolking zo goed als dagelijks onder te hoge concentraties fijn stof.