Verbs (Present tense, 3rd person plural) Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	stab (plural)	steken
	care (verb plural)	zorgen
	indicate (plural)	duiden
	achieve	behalen
	breed	broeden
	crawl (plural)	kruipen
	should (plural)	behoren
	wait (plural)	wachten
	tumble (plural)	tuimelen
	refuse (verb, plural)	weigeren
	question (verb plural)	bevragen
	study (verb, plural)	studeren
	sketch (verb, plural)	schetsen
	serve	serveren
	risk (verb, plural)	riskeren
	contain	bevatten
	bury	begraven
	refer (plural)	verwijzen
	commemorate (plural)	herdenken
	disguised (plural)	vermomden