Understand spoken Dutch

Verbs (past participle) 2 Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
She lit another match.

Zij stak nog een lucifertje aan.

I’m injured.

Ik ben gewond.

What happened?

Wat is er gebeurd?

How did it happen?

Hoe is dat gebeurd?

Was anyone hurt?

Was er iemand gewond?

I took my revenge.

Ik heb wraak genomen.

Nobody was injured.

Niemand raakte gewond.

I resigned.

Ik heb ontslag genomen.

Is that what happened with Tom?

Is dat wat er met Tom is gebeurd?

Who did you give the book to?

Aan wie heb je het boek gegeven?

I still don’t know how that happened.

Ik weet nog steeds niet hoe dat is gebeurd.

Tom has to tell Mary what happened.

Tom moet Mary vertellen wat er gebeurd is.

We must tell everybody what happened.

We moeten iedereen vertellen wat er is gebeurd.

but how did it help?

maar wat hielp dat?

He was badly wounded.

Hij was zwaar gewond.

the clouds were full of hail and snow

de wolken zaten vol hagel en sneeuw

“Look, that is how it goes in the world now!“ said the mother of the ducklings, and she was sticking out her beak, because she also wanted the eel head. “

“Kijk, zo gaat het nu in de wereld!” zei de moeder der eendjes, en zij stak haar snavel al uit, want zij wilde de palingkop ook wel hebben.”

This picture was taken last year.

Deze foto is vorig jaar genomen.

It rushed into the water, plunged in and swam towards the beautiful swans

En het snelde naar het water, plofte er in en zwom naar de prachtige zwanen toe

it was sad because it looked ugly and was mocked by everyone else

het was treurig, omdat het er lelijk uitzag en door al de anderen bespot werd