Verbs (past participle) 13 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	looked at	gekeken naar
	That was a lie.	Dat was gelogen.
	Today you failed.	Vandaag heb je gefaald.
	The doctor ordered rest.	De dokter heeft rust bevolen.
	He ordered me to be silent.	Hij heeft mij bevolen te zwijgen.
	The king ordered an attack.	De koning heeft een aanval bevolen.
	Have you ever traveled by plane?	Heb je al eens met het vliegtuig gereisd?
	He stopped playing baseball last season.	Vorig seizoen is hij gestopt met honkballen.
	I waited for Tom for three hours, but he never showed up.	Ik heb drie uur op Tom gewacht maar hij liet zich niet zien.
	We stepped into politics with a file as thick as a brick.	We zijn naar de politiek gestapt met een vuistdik dossier.
	This is a mock fight, intended to block the country again.	Dit is een schijngevecht, bedoeld om het land opnieuw te blokkeren.