Ik poets de keuken.
Hij balde zijn vuist.
Ik poets de keuken bijna elke dag.
ik poets
Ze kuste hem.
Poets je tanden.
Plots kuste ze me.
Wij gaan ook wenen.
ik spoel het bord, ik ben, ik word
Ik denk dat ik een baby hoor wenen.
Het vergt moed om je hart te volgen.
De oude schuur dient als beschutting voor de dieren.