Verbs (all parts) 23 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	proof of payment	betaalbewijs
	payment order	betaalopdracht
	I’m not paying for this.	Hiervoor betaal ik niet.
	to call (long form)	te bellen
	I’m going to call Tom later.	Ik ga Tom straks bellen.
	I shouldn’t have called.	Ik had niet moeten bellen.
	Shouldn’t you call the police?	Moet je de politie niet bellen?
	Who did you give the book to?	Aan wie heb je het boek gegeven?
	Please write your name in this book.	Schrijf alstublieft je naam in dit boek.
	the regret	de spijt
	I’m sorry.	Het spijt me.
	to rain (long form)	te regenen
	to purr (long form)	te spinnen
	to regret	spijt hebben van
	raining	aan het regenen
	It is going to rain.	Het gaat regenen.
	to get straight to the point	met de deur in huis vallen
	I want to say I’m sorry.	Ik wil zeggen dat het me spijt.
	Sorry to be late.	Het spijt mij dat ik te laat ben.
	“She tried to warm herself,” said some.	«Zij heeft zich willen warmen!» zei men.