Verbs (all parts) 22 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to understand (long form)	te begrijpen
	to write (long form)	te schrijven
	It takes two hours.	Het duurt twee uur.
	It takes five hours.	Het duurt vijf uur.
	to play baseball (long form)	te honkballen
	Let’s try it.	Laten we het proberen.
	He can play baseball.	Hij kan honkballen.
	playing baseball	aan het honkballen
	Let’s play baseball.	Laten we honkballen.
	We will try that!	Dat zullen wij eens proberen!
	Can Tom write his name?	Kan Tom zijn naam schrijven?
	Tom has sold his car.	Tom heeft zijn auto verkocht.
	Who would be able to understand you?	Wie zou je dan kunnen begrijpen?
	I know Tom will try to do that.	Ik weet dat Tom zal proberen om dat te doen.
	Who did Tom sell his farm to?	Aan wie heeft Tom zijn boerderij verkocht?
	Why did Tom sell his farm?	Waarom heeft Tom zijn boerderij verkocht?
	froze	dichtvroor