Travel 2 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	They won’t get far.	Ze zullen niet ver komen.
	the border	de grens
	the airport	de luchthaven
	an airport	een luchthaven
	How do I get to the airport?	Hoe kom ik bij de luchthaven?
	Tom lives near the airport.	Tom woont vlak bij de luchthaven.
	the luggage	de bagage
	to travel (long form)	te reizen
	time travel	tijdreizen
	I have lost my luggage.	Ik heb mijn bagage verloren.
	the roads	de wegen
	highways	snelwegen
	respiratory tract	luchtwegen
	the highways	de snelwegen
	Misery never seems to be far away.	Ellende lijkt nooit ver weg te zijn.
	border management	grensbeheer
	ls she going to Paris?	Gaat ze naar Parijs?
	Where is he going to have lunch?	Waar gaat hij lunchen?
	Is he going to show me it?	Gaat hij het mij laten zien?
	ls she going to the restaurant?	Gaat ze naar het restaurant?