"tomorrow" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	tomorrow	morgen
	See you tomorrow.	Tot morgen.
	the day after tomorrow	overmorgen
	tomorrow evening	morgenavond
	What day is it tomorrow?	Welke dag is het morgen?
	Wait until tomorrow.	Wacht tot morgen.
	I’m going shopping tomorrow.	Ik ga morgen winkelen.
	Tom is going shopping tomorrow.	Tom gaat morgen winkelen.
	Will you be leaving tomorrow?	Ga je morgen vertrekken?
	I’ll ask Tom tomorrow.	Ik zal het Tom morgen vragen.
	We’re going skiing tomorrow.	We gaan skiën morgen.
	We will have a math quiz tomorrow.	We hebben morgen een wiskunde toets.
	I wish you much hope and prospects in the future days.	Ik wens je wat hoop en wat uitzicht op morgen.
	Can you move the appointment to tomorrow?	Kan je de afspraak naar morgen verschuiven?
	His appointment will be announced tomorrow.	Zijn aanstelling wordt morgen aangekondigd.
	The government will deliberate on the matter tomorrow.	De overheid zal zich morgen over deze kwestie buigen.
	We’re moving tomorrow.	We gaan morgen verhuizen.
	He who buries his head in the sand today will grind his teeth tomorrow.	Wie vandaag zijn kop in het zand steekt, knarst morgen met zijn tanden.