"to come" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to come (long form)	te komen
	Do you know how I can get there?	Weet je hoe ik daar kan komen?
	I knew you’d come.	Ik wist wel dat je zou komen.
	Now, that we will soon find out!	Nu, dat zullen we wel eens te weten komen!
	Tom wanted to get back home.	Tom wilde naar huis komen.
	We’re going to find out.	We zullen erachter komen.
	What if your parents find out?	Wat als je ouders erachter komen?
	Let’s find out where Tom is.	Laten we erachter komen waar Tom is.
	She didn’t come to work today.	Ze is vandaag niet komen werken.
	She will come soon.	Ze zal straks komen.
	They won’t get far.	Ze zullen niet ver komen.
	We’re glad you were able to come.	We zijn blij dat je kon komen.
	I should have come earlier.	Ik had eerder moeten komen.
	Where do they come from?	Waar komen ze vandaan?
	Try your best to lay eggs, or to purr or let sparks come out of your body.	Doe je best maar om eieren te leggen of te spinnen of vonken uit je lijf te laten komen.
	He will come afterwards.	Hij zal nadien komen.
	He’ll show up soon.	Hij zal spoedig komen opdagen.
	to come into the spotlight	komen in de belangstelling
	Can you arch your back, or purr, or throw out sparks?	Kun je een hoge rug zetten en spinnen en maken, dat er vonken uit je lijf komen?
	well, we will find out soon	nu, daar zullen we wel gauw achter komen