"time" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	It’s soon time for your income tax return.	Het is langzaam tijd voor je aangifte inkomstenbelasting.
	I did not have time.	Ik heb geen tijd gehad.
	all that time I write in chalk	al die tijd schrijf ik in krijt
	It’s merely a matter of time.	Het is louter een kwestie van tijd.
	I think I will arrive on time.	Ik denk dat ik op tijd zal aankomen.
	If I take a taxi, I will arrive in advance.	Als ik een taxi neem, ben ik ruim op tijd aanwezig.
	It’s time to reconcile.	Het is tijd om te verzoenen.
	I don’t have the time to watch TV anymore.	Ik heb geen tijd meer om tv te kijken.
	We don’t have time to argue.	We hebben geen tijd om te discussiëren.
	time consuming	tijdrovend
	in no time	in een mum van tijd
	to pay in no time	betalen in een mum van tijd
	If I take a taxi, I will arrive on time.	Als ik een taxi neem, kom ik op tijd aan.
	simple past tense	onvoltooid verleden tijd
	We make fun of each other all the time.	We steken de hele tijd de draak met elkaar.
	Tom told me that I was wasting my time.	Tom zei me dat ik mijn tijd aan het verspillen was.
	time for a new boiler	tijd voor een nieuwe verwarmingsketel
	You will arrive on time, as long as you don’t miss the train.	U komt op tijd aan, zolang u de trein niet mist.