Understand spoken Dutch

"think (1st person singular)" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
thinking ability denkvermogen
I think this is good. Ik denk dat het klopt.
I think it will be powerful Ik denk, dat het wel krachtig zal worden
I don't think China is a beautiful country. Ik denk niet dat China een prachtig land is.
I think it wouldn’t be too hard to come up with a better system. Ik denk niet dat het al te moeilijk is een beter systeem te verzinnen.
think reasonably denk redelijk na
I don’t think your mother likes him. Ik denk niet dat je moeder hem leuk vindt.
I don’t think that was a wise decision. Ik denk niet dat dat een verstandige beslissing was.
I think what you just told me was a lie. Ik denk dat hetgeen wat je me juist verteld hebt een leugen was.
I think a quarter of an hour. Ik denk een kwartier.
I don’t think it was a coincidence ik denk niet dat het toeval was
I think I will arrive on time. Ik denk dat ik op tijd zal aankomen.
I don’t think that’s a good investment. Ik denk niet dat het een goede investering is.
I don’t think Tom has any idea where Mary is now. Ik denk dat Tom geen flauw benul heeft van waar Mary nu is.
I think I hear a baby crying. Ik denk dat ik een baby hoor wenen.
I think what you’re saying is true. Ik denk dat het waar is wat je zegt.
I think Tom is retired by now. Ik denk dat Tom intussen met pensioen is.
I think we need to set some limits. Ik denk dat we enkele limieten moeten stellen.
“I believe I shall go out into the wide world!” said the duckling. «Ik denk, dat ik de wijde wereld maar in zal gaan!» zei het eendje.
I think home education is a reasonable educational choice. Ik denk dat thuisonderwijs een redelijk educatieve keuze is.